www.historischeroutes.nl/hugodegrootpad

Onderduikadres werd actiecentrum

Vanaf zijn vlucht uit Loevestein in 1621 tot aan zijn dood in 1645 heeft Hugo de Groot als balling geleefd. De Republiek beschouwde hem – eerst onder prins Maurits en vervolgens onder diens halfbroer Frederik Hendrik – als een voortvluchtige uitbreker, die hij in feite ook was. Maar dan wel een heel bijzondere uitbreker. Hij werd wijd en zijd bewonderd, niet alleen om zijn avontuurlijke vlucht, maar ook om zijn wetenschappelijke en staatkundige verdiensten. Hij schopte het uiteindelijk tot ambassadeur van Zweden in Parijs.

Zelf heeft De Groot tot het einde toe gestreefd naar een opheffing van de ban. Maar dat was hem niet genoeg. Hij wilde geen gratie maar volledig eerherstel. Het vonnis van 1619 was immers leugenachtig en louter ingegeven door kwaadaardige politieke intriges, zo hield hij stug vol.

In 1631 leek het politieke klimaat in het vaderland mild genoeg om een poging te wagen. Hij vertrok uit Parijs en arriveerde in Rotterdam, waar hij werd geduld door het vrijzinnige stadsbestuur. Van Frederik Hendrik en de Staten van Holland eiste hij genoegdoening.

Toen zijn vijanden in contraremonstrantse kring merkten dat hij zich ongehinderd in het land ophield, eisten zij dat hij zou worden aangehouden. Hugo dook daarop onder in Amsterdam, dat op dat moment ook een vrijzinnig stadsbestuur had. Hij verbleef in het huis van de remonstrantse koopman Joost Brasser aan de Herengracht 376. Het pand was herkenbaar aan het uithangbord met de tekst In ’t Witte Paert.

Omdat de Amsterdamse autoriteiten De Groot ongemoeid lieten kwam hij al gauw uit zijn schulp en ontving in het grachtenpand vrienden en relaties, die hij om zich heen verzamelde om zijn zaak te bepleiten. Zo werd het schuiladres een publiek actiecentrum. Dit tot grote ergernis van zijn tegenstanders. In de Staten van Holland dreigde een politieke crisis. Die werd in april 1632 afgewend door een compromis: De Groot zou niet worden gearresteerd als hij binnen tien dagen het land zou verlaten. Precies tien dagen na het ultimatum vertrok Hugo inderdaad naar Hamburg.

Het huis van Brasser staat er niet meer. In 1716 werd het vervangen door de huidige patriciërswoning in Franse stijl.

Het in 1716 gebouwde grachtenpand op de plaats van het onderduikadres Herengracht 376.